Eksterogen

Het is weer een hels kabaal op het balkon. De bonte specht timmert er op los en de ekster komt voor de zoveelste keer langs om te inspecteren of zijn hapjes in de snackbar nu eindelijk klaar zijn. Hij heeft trek.

Gelukkig ben ik thuis en kan ik de kwajongens wegsturen. Achter de regenpijp zit een heel klein pimpelmeesje. Het lijkt wel dood… Maar niets is minder waar, zodra het kleine vogeltje mij ziet, is’t springlevend en komt het kwetterend op mij af. Het meesje is voor niets en niemand bang. Zijn schaduw is stoer en groot. De kleine kralende oogjes glinsteren als eksterogen in de ochtendzon. Het meesje kijkt me brutaal aan, draait zijn kopje naar het nestkastje en begint te kwetteren. Hij roept de anderen en krijgt antwoord. Ze roepen van alles tegen elkaar,  ik versta er niets van, maar ze komen niet. Misschien hebben ze vliegangst.
Het pimpelmeisje bestudeert de omgeving grondig. Ik kijk met hem mee en zie een oneindig strak blauwe lucht.
En daar gaat het pimpelmeesje. Zelfverzekerd vliegt’t de wijde wereld in. De anderen volgen hem een voor een.

Het nestkastje is leeg. Ik blijf nog even wachten op de ekster. Wat zal die de pest in hebben.